Wanneer praat je met je dochter over menstruatie?
Mijn dochters. Bladzijde uit mijn kinderboek ‘Ik Ben Boos!Verdrietig..’
Mijn dochter is acht.
En ik ben al begonnen met haar voor te bereiden op haar menstruatie.
Niet omdat zij er al vragen over stelt — integendeel, ze heeft me er nog niets over gevraagd. Maar juist daarom voel ik de noodzaak om nu al het gesprek over menstruatie op een natuurlijke manier te starten.
Het dilemma waar ik mee zit:
Ik wil haar goed voorbereiden, zodat ze straks niet angstig of overvallen wordt wanneer het haar overkomt.
Maar ik wil ook niet zélf die angst veroorzaken door er te vroeg en te veel over te praten.
Hoe vind je die balans?
Waarom vroeg praten over menstruatie verstandig is
De eerste menstruatie kan tegenwoordig al vroeg plaatsvinden, soms al rond 9 of 10 jaar (Kaplowitz, 2006). Als ouder wil je voorkomen dat je kind zich overrompeld voelt wanneer dat eerste moment aanbreekt. Vroeg en regelmatig praten over menstruatie helpt om angst te voorkomen en vertrouwen op te bouwen (Jerman & Constantine, 2010).
Maar hoe doe je dat, zonder dat je kind juist angstig wordt in aanloop naar die eerste keer?
Mijn eigen dilemma is precies dat:
Ik wil haar voorbereiden, maar haar niet onnodig ongerust maken.
Wachten op het perfecte moment = wachten tot het te laat is
Veel ouders hopen op ‘het perfecte moment’. Ze denken: ze zal er zelf wel mee komen als ze er klaar voor is.
Maar zo werkt het vaak niet.
Wilson & Koo (2010) laten zien dat vooral vaders geneigd zijn af te wachten, terwijl juist hun actieve betrokkenheid enorm waardevol is voor het zelfvertrouwen van dochters. Wanneer vaders meedoen in gesprekken over menstruatie en seksualiteit, normaliseert dit het onderwerp en verlaagt het de drempel om erover te praten. Zo creëer je die veilige en open sfeer waarin dit soort zaken besproken worden.
Weinig reactie? Dat is normaal
Als ik het onderwerp voorzichtig aankaart — tijdens een autorit, bij het koken, tijdens het voorlezen — merk ik vaak dat er nauwelijks reactie komt. Geen weerstand, maar ook geen vragen.
Maar goed, dat is normaal. Als menstruatie nog abstract is, weet een kind misschien niet eens wat het moet vragen.
Onderzoek van Miller et al. (1998) laat zien dat veel kleine, spontane gesprekjes effectiever zijn dan één groot ‘voorlichtingsgesprek’. Ouders bespraken in die studies zaken als lichamelijke veranderingen, emoties bij de puberteit, grenzen aangeven en praktische zaken rond menstruatie. Kinderen die gewend zijn aan deze open gesprekken, blijken later beter voorbereid, minder angstig en voelen zich veiliger (Miller et al., 1998; Flores et al., 2018).
Vroeg praten = angst dempen
Mijn persoonlijke theorie is dat door er vroeg én regelmatig over te praten, eventuele angsten die ontstaan in de aanloop naar de eerste menstruatie, direct besproken en erkend kunnen worden. Benoit (2004) en Siegel & Hartzell (2003) bevestigen dat kinderen die leren emoties te benoemen en bespreken, minder stress ervaren bij spannende nieuwe ervaringen zoals lichamelijke veranderingen.
Niets zeggen, uit angst dat je je kind bang maakt, is eigenlijk vooral uitstel.
Door openheid wordt het onderwerp genormaliseerd, ontstaat er ruimte voor emoties, en voelt je kind zich veilig om vragen te stellen zodra het wél speelt. Ik geloof dat die veiligheid vooral kan ontstaan als het kind ziet dat ouders ook om kunnen gaan met de emoties van het kind.
Angst voor grote gebeurtenissen is logisch
Het is volkomen normaal dat er spanning en soms ook angst ontstaat in de aanloop naar de eerste menstruatie — zoals dat eigenlijk geldt voor elke grote overgang in het leven. Sterker nog: naarmate je meer weet over wat er allemaal bij komt kijken, kan die spanning zelfs toenemen. Zowel bij het kind als bij de ouder.
Maar juist door die angst niet uit de weg te gaan, maar te benoemen en samen te verdragen, ontstaat er ruimte voor vertrouwen. Ouderschap vraagt hier om een vaardigheid die in de psychologie emotionele co-regulatie wordt genoemd (Morris et al., 2007): het vermogen van de ouder om samen met het kind in ongemakkelijke emoties aanwezig te blijven, zonder ze onmiddellijk op te willen lossen of weg te nemen.
Je hoeft dus geen oplossingen te bieden. Het belangrijkste is dat je er bent — beschikbaar, rustig, dichtbij — terwijl je dochter haar gevoelens deelt. Ga samen de ‘emotionele storm’ uitzitten. Want die storm gaat altijd weer liggen (Siegel & Hartzell, 2003).
Dit vraagt zeker tijd, geduld en energie van ouders. Maar de winst is groot: je dochter voelt zich niet alleen beter voorbereid op haar eerste menstruatie, maar leert ook dat spanning en onzekerheid erbij mogen horen. Juist door deze emoties samen te dragen, versterk je haar veerkracht.
Dat een kind soms angstig kan worden over wat er gaat komen, mag nooit een reden zijn om het onderwerp dan maar te vermijden. Integendeel zelfs. Zoals Knafo & Jaffe (2013) aantonen, is het juist door voorbereidende gesprekken en het normaliseren van emoties dat jongeren uiteindelijk met meer zelfvertrouwen zulke nieuwe ervaringen mee maken. De vraag is dus niet óf we het gesprek aangaan, maar hoe we op een veilige manier ook de bijbehorende angst kunnen dragen en begeleiden.
Zie het als vissen: telkens die hengel opnieuw uitgooien
Je hoeft geen grote speeches te houden. Zie het als vissen:
Je gooit je hengel uit — een klein haakje: een feitje, een grapje, een vraag — en kijkt of de vis bijt. Soms hapt ze. Vaak ook niet. Maar één ding is zeker: als je nooit je hengel uitgooit, vang je sowieso niets.
Ons werk als ouders is dus niet wachten op de vraag van het kind, maar actief kleine momenten creëren waarin die vragen spontaan kunnen ontstaan.
Conclusie: je hoeft geen expert te zijn
Wat ik tot nu toe leer als onderzoekende vader:
Je hoeft geen expert te zijn.
Je hoeft niet alles perfect te weten.
Wat je wél moet zijn, is:
Goed geïnformeerd (zodat je stevig staat)
Beschikbaar (zodat ze weet: ik kan bij mijn ouders terecht)
Actief in het creëren van veilige momentjes (zodat het onderwerp vanzelf mag landen, keer op keer)
Het perfecte moment bestaat niet.
Die maken wij zelf, door telkens die hengel opnieuw uit te gooien.
Bronnen
DiIorio, C., McCarty, F., Denzmore, P., & Landis, A. (2006). The prevention of sexually transmitted diseases in adolescents: Interventions and developmental needs. Adolescent Medicine Clinics, 17(3), 565-586.
DiIorio, C., Pluhar, E., & Belcher, L. (2003). Parent-child communication about sexuality: A review of the literature from 1980–2002. Journal of HIV/AIDS Prevention & Education for Adolescents & Children, 5(3-4), 7-32.
Jaccard, J., Dodge, T., & Dittus, P. (2002). Parent-adolescent communication about sex and birth control: A conceptual framework. New Directions for Child and Adolescent Development, 2002(97), 9-41.
Knafo, A., & Jaffe, Y. (2013). Parent–child emotion dialogues and children's socio-emotional development. Journal of Child and Family Studies, 22(6), 741–750.
Miller, K. S., Forehand, R., & Kotchick, B. A. (1999). Adolescent sexual behavior in two ethnic minority samples: The role of family variables. Journal of Marriage and the Family, 61(1), 85-98.
Morris, A. S., Silk, J. S., Steinberg, L., Myers, S. S., & Robinson, L. R. (2007). The role of the family context in the development of emotion regulation. Social Development, 16(2), 361–388.
Siegel, D. J., & Hartzell, M. (2003). Parenting from the inside out: How a deeper self-understanding can help you raise children who thrive. Tarcher/Putnam.
Wilson, E. K., & Koo, H. P. (2010). Mothers, fathers, sons, and daughters: Gender differences in factors associated with parent-child communication about sexual topics. Reproductive Health, 7(1), 31.